Komm ! Hebe dich… (Symphony n° 2)
Gecomponeerd in
1987
Voor
Groot orkest
Instrumentatie
4/4/4/4 – 6/4/3/1 – 6 Perc. – 2 H – P – Strijkers
Duur
15′
Eerste uitvoering
7 november 1987 in deSingel te Antwerpen (B). Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen o.l.v. Günter NEUHOLD.
In opdracht van
Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen (deFilharmonie)
Toegewijd aan
Günter Neuhold
Prijzen
Dit werk werd in 1988 bekroond met de Eerste Prijs op de Europese Componistenwedstrijd in Metz (F).
Commerciële opnames
Cyprus CYP 2609 (2cd)
Uitgever
Donemus
Luc over Symfonie 2 (NL):
Deze symfonie bestaat uit drie delen die zonder elkaar na elkaar gespeeld te worden. De bezetting is zeer uitgebreid (100 man) en opvallend is het slagwerk, vanwege het gebruik van redelijke ongewone instrumenten zoals: (lege) mazouttank, badkuip, een pauk met een snelbinder, enz… Deze 'ongebruikelijke' zaken worden eenvoudig toegepast met het oog op het klinkende resultaat: mijn muziek is sedert geruime tijd gebaseerd op boventonen met alle (on)mogelijke implicaties vandien en in dit werk heb ik voor de eerste keer gepoogd om het op een dynamische manier (de De meeste zogenaamde 'spectrale' muziek is toch zo statisch) te verwerken. In het langzame middendeel is een citaat uit de 8ste symfonie van Gustav Mahler (cfr de titel!) dat interessant is omdat het voleindigen van het werk is toegevoegd, omdat het idee dat er naar mijn gevoel nog iets ontbrak aan het geheel. Verder zijn er nog tal van speciale 'ingrediënten' in deze muziek, maar elke verklaring lijkt me totaal overbodig te zijn. De muziek spreekt immers voor zichzelf.
Harry Halbreich over Symfonie 2 (CD-boekje Cyprès 2609):
Deze symfonie werd geschreven van juli tot september 1987 in opdracht van het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen, dat op 7 november van dat jaar in première ging onder leiding van Günter Neuhold (de opdrachtgever van het werk) in de Singelzaal in Antwerpen. Hetzelfde orkest hernam het werk daarna nog een aantal keer, ook in het buitenland.(…)De ondertitel van het werk, 'Komm, Hebe dich…', is afkomstig van een heel kort citaat (toegevoegd nadat het werk voltooid was) uit Mahlers Achtste symfonie, dat helemaal aan het einde van het tweede van de drie aan elkaar gekoppelde delen voorkomt. Het volledige citaat (uit Goethes Tweede Faust) is: 'Komm! Hebe dich zu höheren Sphären. Wenn er dich ahnet, folgt er nach.' (‚Kom! Verhef u tot hogere sferen. Als hij u voorspelt, zal hij u volgen.')Vergeleken met de Eerste symfonie is de Tweede substantiëler, rijker gecontrasteerd, individueler en duidelijker gearticuleerd. Hier is de spectrale harmonie volledig ontwikkeld (over de fundamentele C), wat resulteert in die intense helderheid die zo typerend is voor Brewaeys' tonale palet. Het werk bestaat uit drie delen die zonder onderbreking worden gespeeld (in de 'klassieke' opeenvolging moderata-langzaam-snel), waarbij elk deel in verschillende secties uiteenvalt. Het eerste hoofddeel heeft vier van dergelijke secties. A. (maten 1-14): het werk opent in volle kracht en verblinding, met elektrificerende eerste runs van de hoge koperblazers, die ook later zullen verschijnen. B. (maten 15-36): na dit korte openingsgebaar volgt er een rustiger episode, waarvan de opgaande en neergaande glissandi van de strijkers die boventonen spelen en van de percussie doen denken aan sommige plaatsen in de Eerste symfonie. C. (maten 37-61): heftige, 'telegrafische' ritmes van de blazers worden toegevoegd, die geleidelijk aan continuër worden. D. (maten 62-87): na een korte rustzone neemt de spanning geleidelijk toe, de zeer brede progressie leidt tot een kolossale en aanhoudende climax, waarbij de snelle sporten van het koper worden losgelaten in een meedogenloze beroering door drievoudige herhaling van bepaalde harmonische structuren. Deze climax breekt abrupt af. Het tweede hoofddeel bestaat ook uit vier secties. A. (maten 87-96): dit langzame middendeel van het werk, een meditatie van stralende schoonheid, begint met lang aangehouden, rustige spectrale harmonieën, nog steeds boven de lage CB (maten 97-103): hier begint een lange episode senza tempo, een betovering van kleine tonale druppels van de 'gamelan'-instrumenten (metalen percussie en toetsenborden) boven de spectrale harmonieën van de strijkers, en met de deelname van drie lage mannenstemmen (de partijen moeten worden gezongen door drie bekwame orkestspelers), die hun stemgeluiden moduleren via de neus en voortdurend de verdeling van de boventonen veranderen, zoals in Stockhausens Stimmung.C. (maten 104-108): het senza tempo wordt voortgezet, echter zonder de stemmen, maar in plaats daarvan met 'telegrafische' ritmes van de claves (een herinnering aan sectie C van deel één), vervolgens met vrije cadensen voor de harpen, de piano en de metalen percussie.D. (maten 109-126): de lang aangehouden spectrale boventonen uit sectie A keren terug om dit tweede deel af te ronden. Helemaal aan het einde, na een heel zachte hoornsolo, horen we het Mahler-citaat, heel zacht gespeeld door de piano, waarbij de hoorn een zwakke, bijna onhoorbare echo geeft. Het heel bondige derde hoofddeel volgt meteen: onder de laatste noten van het Mahler-thema wordt de regelmatige puls van snelle zestiende noten van de pauken en de log-drum ingebracht, om het hele laatste deel te blijven tijdens een adembenemende, steeds versnellende progressie. Dit is een soort coda-stretto voor het hele werk, dat uiteenvalt in slechts twee delen (maten 127-151 en 152-184), waarvan het tweede de brute 'telegrafische' ritmes van het koper uit sectie C van deel één terugbrengt, evenals (vlak voor het einde, vanaf de opmaat van maat 178) de snelle runs van het koper. Zoals zo vaak bij Brewaeys stopt de muziek plotseling op het hoogtepunt.