top of page

Bowmore String Quartet nr. 2

1995

Klein ensemble

Gecomponeerd in
1995

Bezetting
Strijkkwartet

Duur
17’30

Eerste uitvoering
5 mei 1995 in deSingel in Antwerpen (B) door het DANEL Stijkkwartet.

Uitgever
Lantro Music

Luc over Bowmore:

Deze compositie werd geschreven in 1995 in opdracht van deSingel voor het Danel Strijkkwartet, dat het werk voor het eerst uitvoerde op 4 mei van dat jaar. De partituur is opgedragen aan mijn vriend (en whiskyliefhebber) Godfried Van Heymbeeck.

Bowmore is mijn vierde single malt whisky-stuk (op dat moment volgde er nog één: OBAN). More bow betekent in het Engels precies wat het zegt, en het was voor mij vanaf het begin duidelijk dat deze titel bijzonder geschikt was voor een strijkkwartet.

Voor het eerst in mijn oeuvre is er in dit werk ook een concrete link met Schotland, door het gebruik van melodieën die hoogstwaarschijnlijk zijn gecomponeerd door de Schotse dichter Robert Burns (1759–1796).

Het werk bestaat uit drie delen:

Het eerste deel begint vrij zenuwachtig met een solo voor de altviool (de altviool blijft overigens de belangrijkste stem doorheen het hele stuk), terwijl de anderen heel zacht in flageoletten de Burns-melodie Afton Water spelen. Na verloop van tijd sluit de eerste viool zich aan bij de altviool in hetzelfde ritme. De andere stemmen komen één voor één binnen (aanvankelijk nog in de Burns-melodie), en uiteindelijk spelen ze allemaal samen in een ritmische unisono. Tegen het einde lijken de modulaties teworden gestuurd door de melodie van het Burns-lied. De altviool eindigt het deel solo, met de openingsnoten.

Het tweede deel is extreem kalm en stil, alles ontwikkelt zich zeer traag. In dit deel citeert de altviool tweemaal Then Guidwife count the lawin van Burns. Hier en daar zijn er meer of minder aleatorische fragmenten, waarvan de noten verwijzen naar de altvioolpartij.

Het laatste deel is een soort hommage aan twee esthetisch totaal verschillende collega’s van wie ik de muziek zeer bewonder: Steve Reich en Pierre Boulez. Enerzijds is er een motorisch/repetitief element dat naar het einde toe wat desintegreert, anderzijds een vrij hectische afwisseling tussen arco en pizzicato, die overigens ook verwijst naar het eerste deel. Twee Burns-melodieën worden hierin verwerkt: eerst Highland Laddie en vervolgens I’ll ay ca’in by yon town. Net voor het einde gaan de twee violisten elk hun eigen weg – zowel letterlijk als figuurlijk – en brengen ze elk een aleatorische versie van de twee Burns-tunes. Het stuk eindigt met een iets andere vorm van de openingsmaat, opnieuw solo gespeeld door de altviool.

Alles eindigt zoals het begonnen is…



Blijf op de hoogte

© 2025  Luc Brewaeys Foundation.

bottom of page