L’uomo dal fiore in bocca Opera in one Act
2006
Vocaal
Compositie uit
2006
Voor
Bariton, Tenor & Orkest
Bezetting
2/2/2/2 – 4/3/2/1 – 3 Perc – Harp – Snaren (10/8/6/4/3) + 3 Vrouwenstemmen (Sopraan, Mezzo & Alt)
Duur
ca 45′
Teksten
Birgit Van Cleemput & Luc Brewaeys naar Luigi Pirandello/Torquato Tasso
Eerste opvoering
9 Februari 2007 in de Royal National Opera (De Munt) in Brussel (B). Davide DAVIANI, bariton & Yves SAELENS, tenor. Orkest van de Muntschouwburg, o.l.v. Patrick DAVIN. Regisseur : Frédéric DUSSENNE.
In opdracht van:
Belgische Nationale Opera La Monnaie / De Munt
Opgedragen aan
Johan Huys & ter nagedachtenis van mijn schoonvader en componist Werner Van Cleemput
Uitgever
Donemus
https://webshop.donemus.nl/action/front/sheetmusic/13624
Luc over L’uomo dal fiore in bocca:
Dit werk werd gecomponeerd in opdracht van de Belgische Nationale Opera. Bernard Foccroulle, de directeur, stelde mij de theatertekst voor van Luigi Pirandello. Toen ik de tekst las, voelde ik meteen dat het een bijzonder geschikt libretto was voor mij. Samen met mijn vrouw Birgit Van Cleemput heb ik het oorspronkelijke stuk bewerkt – dat te lang was voor een opera van 45 minuten. We hadden dat eerder al samen gedaan, in 1989 voor Non lasciate ogni speranza.
Het werk begint als een dialoog, maar evolueert geleidelijk naar een monoloog van de man met de bloem in de mond. In de loop van het stuk wordt zijn vrouw vermeld, maar zij spreekt niet. Daarom kregen we het idee om haar aanwezigheid muzikaal te vertalen door drie vrouwenstemmen toe te voegen aan het orkest in de orkestbak. Om muzikale redenen wilde ik dat deze stemmen tot het einde van het werk zouden blijven klinken, en dus moesten we een aanvullende – bij voorkeur ook Italiaanse – tekst vinden die zij konden zingen. Uiteindelijk kozen we voor een gedicht van Torquato Tasso: Vivrò fra i miei tormenti, waarvan de emotionele context perfect aansluit bij het stuk van Pirandello.
Het werk is – in zekere zin – ook een tubaconcerto. De tuba fungeert als instrumentaal tegengewicht voor l’uomo. In het midden van de opera zingt de man een bijna vijf minuten durende aria, enkel begeleid door de tuba – zonder enig ander instrument. Aan het einde speelt de tuba ook de laatste herinnering aan het hoofdthema van het werk.
De première vond plaats op 9 februari 2007 in de Koninklijke Muntschouwburg te Brussel. Patrick Davin dirigeerde het orkest van de Nationale Opera, Davide Damiani zong de titelrol, Stephan Vanaenrode vertolkte zijn alter ego op tuba, en Yves Saelens vertolkte de rol van de klant. De enscenering was in handen van Frédéric Dussenne, met scenografie van Vincent Lemaire.
Ik draag deze partituur op aan Johan Huys, een dierbare vriend die me vaak met raad heeft bijgestaan en altijd een van mijn scherpste muzikale critici is geweest – ook tijdens het componeren van deze opera, trouwens. Daarnaast draag ik het werk ook op aan de nagedachtenis van mijn schoonvader en componist Werner Van Cleemput, die vorige zomer is overleden.
Synopsis
Een café nabij het station. Tafels en stoelen op het terras.
De man met een bloem in de mond.
Een zwijgzame klant.
Een man begint een gesprek met een klant die net zijn trein heeft gemist. Deze man is l’uomo dal fiore in bocca – de man met de bloem in de mond: hij heeft een kwaadaardige tumor in de mondhoek en weet dat hij niet lang meer te leven heeft. Er ontspint zich een vreemde conversatie tussen deze twee mensen: de klant – een vader die net boodschappen heeft gedaan voor zijn vrouw en dochters – vertelt over de gewone dingen van zijn dag. De man met de bloem in de mond luistert met de intensiteit van iemand die elk moment telt.
Tijdens een lange monoloog bekijkt hij het alledaagse leven vanop afstand. Hij klampt zich vast aan het leven met de kracht van zijn verbeelding – “zoals een plant die zich vastklampt aan de tralies van een hek.” Zijn vrouw duikt op in het gesprek: haar bezorgdheid en haar goedbedoelde adviezen irriteren hem. De man weigert zich neer te leggen bij het idee thuis te moeten blijven. Hij koestert de herinnering aan de smaak van sappige abrikozen en vraagt de klant om de volgende ochtend het aantal grassprieten in een plukje gras te tellen:
“Het aantal sprieten dat je telt, zal het aantal dagen zijn dat mij nog rest.”