top of page

Laphroaig – Symphony n° 5

1993

Orkest

Compositie uit
1993

Voor
Groot orkest met 2 dirigenten Live-electronica

Bezetting
3/2,EH/2,BCl./2,CBn. – 4/3/3/2 – 2 Timp. 5 Perc. – 2 H – P – Snaren – 2 Bar. Sax. – in hall : 1/1/1/1 – 1/1/1/0 – 3 Perc. – H – P – Snaren kwartet.

Duur
27′

Eerste opvoering
27 november 1993 in de Koningin Elisabethzaal te Antwerpen (B). Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen o.l.v. Muhai TANG en Robert CASTEELS. Mengpaneel en informatica: Luc BREWAEYS bijgestaan door Fons ADRIAENSEN.

In opdracht van
Gemeentekrediet van België, Paul Beusen

Opgedragen aan
Birgit Van Cleemput

Uitgever
Donemus

Uitgebrachte opname
Cyprès CYP 2609 (2cd)

Harry Halbreich over Laphroaig:

De bezetting, die 102 muzikanten telt, is de grootste die Brewaeys tot dan toe heeft gebruikt. Naast het relatief ‘normale’ hoofdorkest (dat overigens twee tuba’s, twee harpen, twee paukenisten en vijf slagwerkers omvat), voorziet de componist een klein ensemble van zestien muzikanten (zeven houtblazers, harp, piano, drie slagwerkers en een solostrijkkwartet) dat op een balkon wordt geplaatst, evenals twee baritonsaxofonisten in de zaal (links en rechts).

Het werk vereist twee dirigenten, aangezien de twee orkesten met verschillende maatstrepen zijn genoteerd – wat de componist ertoe bracht af te zien van een doorlopende maatnummering.

Daarnaast is er een uitgebreide elektro-akoestische installatie, die zowel elektronische klanken produceert als live-instrumentale klanken in real time transformeert – in het bijzonder de eerste hobo, die off-stage speelt tijdens het vierde van de vijf delen van het werk. Deze transformatie gebeurt met behulp van contactmicrofoons. Een ringmodulator ontvangt aan de ene kant sinusgolven van een synthesizer op het podium, en aan de andere kant instrumentale klanken, bijvoorbeeld van piano, harp of vibrafoon. Door frequenties op te tellen of af te trekken, worden deze klanken ‘gekleurd’.

Aan deze processen van live-elektronica worden twee vormen van resonantie en echo toegevoegd: een conventionele, en een tweede waarbij het systeem op ‘infinity’ of ‘freeze’ kan worden gezet, waardoor een klank zonder tijdslimiet kan worden aangehouden, opgeslagen, en op een willekeurig moment weer kan worden afgespeeld. Vier luidsprekers in de zaal verzamelen en verspreiden al deze klanken.

De symfonie bestaat uit vijf delen van uiteenlopende lengte, die zonder onderbreking worden uitgevoerd.

Deel 1. Het werk opent met krachtige klankblokken van spectrale harmonieën, als een antifoon tussen verschillende instrumentale groepen uit beide orkesten, onderstreept door verpletterende slagwerkexplosies. Vergeleken met eerdere werken zijn de harmonieën rijker en complexer, minder tonaal en meer dissonant. Plotseling laat een slagwerker een veer los, die een microfoon de ruimte in katapulteert, waarna het schommelende geluid wordt gefilterd. Tegelijk worden de drie openingsakkoorden van het stuk vrijgegeven via eindeloze resonantie, als een herinneringsmotief. Ook de saxofonen in de zaal worden op soortgelijke manier verlengd. Daarna volgen regelmatige pulsritmes op de Japanse trom, en na een korte adempauze eindigt het deel met een codetta.

Deel 2. Een solo-cadens van de Engelse hoorn leidt naar een kolossale ontketening van de slagwerkers uit beide orkesten (vooral de tien paukenisten) in een donderende antifonie.

Deel 3. Dit is het echte Allegro van de symfonie, een soort scherzo dat verwant is aan het vierde deel van Non lasciate ogni Speranza. Deze heldere en stralende muziek in ‘spectraal D-majeur’ wisselt levendige figuren uit tussen houtblazers en strijkers van beide orkesten in een antifonische dialoog. Na een gedeelte met scherp rinkelende klanken van de glockenspiel (bijgestaan door ander slagwerk in het hoogste register), gaat de muziek geleidelijk over in een klokkenachtig episode.

Deel 4. Dit is de lange solo van de eerste hobo achter het podium, waarvan de klanken elektronisch worden getransformeerd via ringmodulatie. Korte tussenkomsten van de Engelse hoorn geven de hoboïst rustmomenten en zorgen voor ruimtelijke contrasten. Gongs en synthetische klanken vormen de achtergrond.

Deel 5. Dit laatste deel correspondeert met het eerste, maar is veel korter. Het herinnert aan de grote spectrale akkoordblokken van het begin, maar ook aan de slagwerkexplosies uit het tweede deel en de levendige dialoog tussen houtblazers en strijkers uit het derde deel. Zo krijgt dit slotdeel de betekenis van een synthetische coda van de hele symfonie. Zoals zo vaak bij Brewaeys eindigt de muziek abrupt, midden in een moment van volle tonale kracht.



Harry Halbreich, september 1995
(Uit het cd-boekje bij Cyprès CYP 2609)

Luister naar een korte synthese van deze symfonie door Luc zelf:

Blijf op de hoogte

  • Instagram
  • Facebook
  • YouTube

© 2025  Luc Brewaeys Foundation.

bottom of page