top of page

Réquialm

1989

Groot ensemble

Gecomponeerd in
1989

Voor
Sopraan en Kamerorkest

Bezetting
1/1/1/1 – 1/1/1/0 – 2 Perc. – H – 2 P – Snaren (2/2/2/2/1).

Duur
21′

Tekst
Hans HELMS

Eerste uitvoering
26 april in deSingel in Antwerpen (B). Mireille CAPELLE, sopraan. Orkest van het Conservatorium van Gent (B) o.l.v. Roland CORYN.

In opdracht van
Kunstencentrum deSingel Antwerpen

Opgedragen aan
Harry Halbreich

Uitgever
Donemus

Uitgebrachte opname
Cyprès CYP 2609 (2cd)

Luc over Réquialm:
Réquialm, voor sopraan en klein orkest, werd in 1989 gecomponeerd in opdracht van deSingel. De tekst is een fragment uit het album Fa:m’ Ahniesgwow (1959) van de Duitse dichter Hans Helms. De partituur is opgedragen aan Harry Halbreich.

De eerste uitvoering vond plaats op 27 april 1989 in deSingel in Antwerpen, met Mireille Capelle als sopraan en het Nieuw Ensemble van het Gentse Conservatorium onder leiding van Roland Coryn.

Het werk bestaat uit vier delen: een inleiding, Réquialm 1, Arie de Bett en Réquialm 2. De twee titelstukken zijn (behalve het begin en einde) identiek, maar Réquialm 2 moet beduidend sneller uitgevoerd worden.

De inleiding is een soort invention op de toon D en zijn boventonen, terwijl de sopraan de tekst (zover je dit een echte tekst kan noemen) gedearticuleerd en fluisterend brengt.

Arie de Bett is het belangrijkste en langste deel, en kan ook apart uitgevoerd worden. Het is een soort studie rond 'Mahler-gesturing'.

Dit was mijn eerste vocale werk, en mijn bedoeling was toen om de stem te gebruiken waarvoor ze bedoeld is: om te zingen. Mijn collega en vriend Frank Nuyts gaf me deze tekst van Helms, nadat ik hem vertelde dat ik iets zocht waarin ik me volledig vrij kon voelen voor een eerste vocale compositie. Dit nonsens-achtig materiaal was precies wat ik nodig had. Tegelijkertijd bevat de tekst woorden die je op verschillende manieren kan interpreteren, en ik heb geprobeerd daar muzikaal iets mee te doen.

Over de muziek zelf valt niet zo veel te zeggen, behalve misschien dat ze verder bouwt op de esthetiek en klankkleur van mijn eerdere werken. Uiteindelijk is muziek bedoeld om beluisterd te worden…

Harry Halbreich over Réquialm:
Réquialm, voor sopraan en klein orkest van dertig muzikanten (zeven enkele houtblazers, twee piano’s, twee slagwerkers en achttien strijkers), werd gecomponeerd aan het begin van 1989 in opdracht van deSingel in Antwerpen, waar Luc Brewaeys toen composer-in-residence was. De première vond daar plaats op 27 april 1989, met Mireille Capelle als soliste en het Nieuw Ensemble van het Conservatorium van Gent o.l.v. Roland Coryn. De partituur is opgedragen aan Harry Halbreich, de auteur van deze toelichting.

De tekst, die Brewaeys kreeg van zijn vriend en collega Frank Nuyts, komt uit Fa:m’ Ahniesgwow van de Duitse dichter Hans Helms, gepubliceerd in 1959 – het geboortejaar van de componist. De tekst bestaat uit een vrije combinatie van Duitse, Engelse en Franse fonemen, lettergrepen of volledige woorden, maar zonder doorlopende betekenis.

Deze eerste vocale compositie van Brewaeys bestaat uit vier delen, waarvan het derde – Arie de Bett – veruit het langste is en ook afzonderlijk kan worden uitgevoerd. Dit werk is een eerste belangrijke stap richting een opera die er nog niet was, maar die wel al een krachtige navolger kende: Non lasciate ogni speranza, een jaar later.

Inleiding – De componist beschrijft dit korte deel als een invention op de toon D en zijn boventonen. Zoals het hele werk is dit gebaseerd op spectrale harmonieën. De stem begint met enkel fluisteringen, de blazers produceren alleen ademklanken, en de toon D dient zich pas geleidelijk aan. Er wordt nog niet echt gezongen – de vocale partij bestaat uit krachtig uitgesproken medeklinkers, zonder duidelijke toonhoogte, die worden ‘gekleurd’ door de spectrale harmonie van het orkest.

Réquialm 1 – Plots weerklinkt het orkest in volle glorie, met spectra op D (als dominant van G), en deels ook op C (als dominant van F). De zanglijn blijft voornamelijk in het lage register van de mezzosopraan en ontvouwt zich als een recitativo-arioso, hoofdzakelijk op de tonen van een dominantseptiemakkoord, maar bijgesteld met microtonen om perfect in het natuurlijke boventonenspectrum te passen.

Arie de Bett – Hier krijgt de zanglijn eindelijk een veel bredere omvang. De grondtoon van dit deel is F, soms als dominant van Bes of subdominant van C. Het kleine orkest klinkt met de rijkdom en volheid van een groot symfonieorkest, een natuurlijk gevolg van het gebruik van spectrale harmonieën. Ondanks de vele micro-intervallen is dit hyperconsonante muziek!

Réquialm 2 – Een trouwe recapitulatie van Réquialm 1, maar in een sneller tempo, met een orkestrale inleiding die dubbel zo lang is (verlevendigd door stevige slagwerkinterventies) en twee nieuwe slotmaten die het werk krachtig afsluiten.

© Harry Halbreich, september 1995



Blijf op de hoogte

© 2025  Luc Brewaeys Foundation.

bottom of page