top of page

Interview met Mireille Capelle

Mireille Capelle is zangeres en werkte samen met Luc Brewaeys voor de uitvoeringen van Requialm (1989) en Non lasciate ogni speranza (1990).

In gesprek met Mireille Capelle


Mireille Capelle en Luc Brewaeys ontmoetten elkaar op het einde van de jaren 1980, op een moment dat ze elk vanuit hun eigen achtergrond op zoek waren naar nieuwe manieren van muziek maken. Zij had John Cage ontmoet en was heel erg bezig met onderzoek naar klanken en het gebruik van de menselijke stem. Op haar repertoire stond onder andere Wozzeck van Alban Berg en Pierrot Lunaire, waarin Schönberg gebruik maakt van het zogenaamde Sprechgesang. Luc Brewaeys stond toen ook al bekend als de energieke en creatieve componist:


Hij was de componist waarover je hoorde spreken. Dat hij zo exuberant was, creatief, vol energie, ... Ik had hem nog niet ontmoet, maar ik hoorde over hem. En ik denk dat hij ook over mij had gehoord dat ik met Cage bezig was.


Luc op zijn beurt was geboeid door haar manier van zingen en haar frisse benadering van de menselijke stem.

Vanuit de idee dat zij de ideale muzikante zou zijn voor zijn nieuwe compositie begonnen ze samen na te denken: Wat is lyrisch zingen? Wat is Sprechgesang? Wat is tessituur? Die gesprekken waren wederzijds inspirerend en speelden een rol bij de compositie Requialm, op een nonsensicale tekst met veel medeklinkers. Dat laatste was niet helemaal op het lijf van de zangeres:


Luc zei: 'Een zangeres moet zingen.' En ik zei: 'Ja dat is waar, maar een zangeres heeft woorden nodig.' Ik ben echt een zangeres van de woorden, veel meer dan van de lijnen.


Na Requialm werd meteen duidelijk dat Luc Brewaeys nog iets met de stem van Mireille Capelle in gedachten had, en deze keer wel met woorden. Het was Birgit Van Cleemput, de vrouw van Luc, die met het boek Il deserto di tartari op de proppen kwam. Mireille Capelle herinnert zich levendig hoe Birgit en Luc op een gezellige avond bij haar thuis elk op hun eigen manier het verhaal vertelden:


Als Birgit het verhaal verteld had, heel mooi, begon Luc dat verhaal opnieuw te vertellen. En de manier waarop hij dat deed, was spectaculair. Omdat je kon voelen, gewoon met woorden; er was nog niet gesproken over muziek. Hij zei: 'Weet je, Mireille, hoe warm dat daar was! Hoe warm dat die soldaat het had, elke dag, terwijl hij daarboven op zijn muur aan het kijken was. Maar het was warm!' En wij voelden dat allemaal samen. C'était le soir, dus je kan je de sfeer al voorstellen – ook met wijn ...


Uit de manier waarop Luc het verhaal vertelde, bleek duidelijk dat hij de atmosfeer van het verhaal helemaal in zich had opgenomen, en dat de compositie in zekere zin al af was:


Het was al af, het stuk. Tu vois? 'En aan het einde', zei hij, 'aan het einde: de glimlach!' Je verwacht dat niet. Je verwacht dat hij (het personage) aan het einde depressief zou worden. Nee: 'Hij glimlachte.' Dat was zo mooi, de manier waarop hij dat kon vertellen.


Hoewel er deze keer dus wel degelijk een betekenisvolle tekst was, bleef de focus op klank erg belangrijk. De vele stiltes en zuchten waren voor de componist erg belangrijk. Bij het terugkijken naar de partituur komen de herinneringen meteen terug:


Ik zie dat nog in de partituur: er is een zucht en dan 'Il grande silenzio', zucht. En dus deed ik: zucht Il graaande silenzio, zucht. En hij zei: 'Je mag meer, je mag meer!' Tu vois? Want, bij anderen was het altijd: 'Ja, ja, er is een zucht Mireille, maar je moet niet aan iedereen zeggen dat er een zucht is.' Bij Luc niet. De zucht was niet gewoon een tekening. Dat was echt de essentie in de zin.


De aandacht voor alle mogelijke soorten zuchten en hoe die konden klinken, was al aanwezig toen Luc het verhaal vertelde op die bewuste avond ten huize Mireille Capelle. Ook daarna werkten ze samen aan de zetting van de tekst in het Italiaans, de moedertaal van de zangeres. Daarbij valt het op hoe organisch Luc Brewaeys de melodie wist te vormen, zowel in connectie met de inhoud van de woorden als met de natuurlijke uitspraak van het Italiaans, een taal die uit zichzelf al erg zangerig is.


dan is er een zin 'piccoli fiori di presumibile colore bianco'. Het is precies zoals je dat zou zeggen, eigenlijk. (met hoge stem) Piccoli fiori, want er is de expressie van de schoonheid, piccoli fiori di nana nana en dan ineens: bello sarebbe!: het zou fantastisch zijn om op een paard daar in de weiden te rijden. En dan moet je die sprong doen, maar dat was niet moeilijk, want dat was zo organisch.

 

Wat doorheen het gesprek verschillende keren terugkomt is hoe Luc Brewaeys in staat was om sferen, klanken, gevoelens en verhalen te capteren en deze om te zetten in partituren. Hij wordt vergeleken met een medium, een ‘channel’, een genie dat de wereld op een manier kon bekijken die voor andere mensen niet toegankelijk was. Iemand die enorm belezen was, alles kon onthouden, en dat kon transformeren.


Ook de menselijke kant van de componist komt naar boven, zowel in professionele context als in de privésfeer. We leren Luc kennen als een aimabele en betrokken componist die samen met de muzikanten op zoek ging naar het beste klankresultaat, zowel bij repetities of concerten als tijdens zijn activiteiten als opnameleider.


Nooit van: 'Hier is het niet juist.' Altijd: 'Ah oké, nee, laat ons dat proberen.' En ook altijd doen alsof we een oase van tijd hadden. Ce qui est extraordinair. Hij was niet gevangen door het feit dat we maar drie uur hadden om het hele stuk te lezen. Hij kon doen alsof je in vakantie bent en over iets spreekt dat binnen drie maanden gebeurde. Hij vertrouwde … Voilà, c’est ça!


Ondanks de extreem gedetailleerde notatie in zijn partituren was hij op het moment van de repetities of uitvoeringen vooral bezig met de organische klank, het resultaat. Ook liet hij ruimte voor de persoonlijke inbreng van de muzikanten. Hij was niet dwingend, maar ging wel graag tot het uiterste. In het geval van Mireille Capelle betekende dit dat hij haar uitdaagde om extreme tessituren op te zoeken door speciale zangtechnieken. De zangeres had hem die technieken laten horen, maar de manier waarop die in de partituur terecht gekomen waren, vereisten wel het uiterste.


Dus ik dacht: 'Ik ga dat niet kunnen.' En Luc zei: 'Jawel, jij gaat dat kunnen! Maar ja, zeker! Je moet erin geloven!'. Hij gaf mij dat vertrouwen en hij zei: ‘Als het niet klinkt, dan klinkt het niet. Maar ik wil dat zo. Ik wil dat jij dat probeert te gebruiken.’

“Hij gaf je het idee: wij kunnen gaan waar we nooit geweest zijn, en wij kunnen dat samen doen. We kunnen het risico nemen.


De muziek van Luc Brewaeys is niet tonaal, maar door de opbouw vanuit klankspectra is ze ook niet volledig atonaal. Voor een zangeres is het treffen van de juiste toon in zo’n context niet evident.


Er is iets in de muziek van Luc, ik zal niet zeggen dat die muziek tonaal is, maar ze is ook niet atonaal. De noot die hij schrijft in het spectrum van de andere muzikanten heeft een plek, weeral organisch te vinden. En dat is uniek. In het spectrum tak kan je de noot pakken. Ça, c'est fascinant.


Wanneer het gesprek verder gaat en we bij kwarttonen terecht komen, getuigt Mireille Capelle over de moeilijkheden die dat met zich meebrengt voor zangers. Na een periode intensief met kwarttonen gezongen te hebben, vraagt het opnieuw wat aanpassing om in een getemperde stemming te zingen. Het leidt tot een interessante bemerking over geest en lichaam:


De stem is niet biologisch, maar gebeurt toch in een instrument dat biologisch is. En het lichaam is langzamer dan de geest. Et c'est ça mon amour pour Luc aussi: de biologie, daar geloven wij niet in. Daarom bleef hij ook, terwijl hij ziek was, toch verder en verder gaan en projecten aannemen en doorgaan …


Wat niet alleen in de context van Non lasciate ogni speranza aan bod komt, maar ook in de marge van de vele ontmoetingen, is de rol van Lucs echtgenote Birgit Van Cleemput.


En daarin Birgit ook, heel aanwezig in het leven van Luc, de aanwezigheid van Birgit, zo constant. Ça c'est magnifique !


Tot slot nog een anekdote uit de keuken van Mireille die tegelijk veel zegt over de manier waarop Luc gefascineerd was door klank en zijn enthousiasme afstraalde op wie er bij was. Wellicht was deze gebeurtenis zelfs de kiem voor de elektronische partij in een later werk, Ni fleurs ni couronnes:


We waren aan het praten over instrumenten, stem, kleur en zo. En toen ging hij in de keuken, en hij pakte les casseroles, de kookpotten. En we hebben die gevuld met water. En dan hebben wij geluisterd naar wat dat doet als je tak doet, of tak doet, of zo doet, en dan de glazen... Aan het einde was de keuken hélemaal nat. Want hij wou ook zien wat er gebeurt als je de pot omdraait Dat was hier een piscine geworden. Maar wel het plezier om naar de klank, om naar de kleuren te luisteren.

Stay informed

  • Instagram
  • Facebook
  • YouTube

© 2025 by Luc Brewaeys Foundation.

bottom of page