Symphony n° 6
2000
Electronic
For
Orchestra and Live-electronics
Duration
21’30
First performance
March 30, 2000 at the Theatre Saint-Michel in Brussels (B). Belgian National Orchestra, conducted by Arturo TAMAYO.
Commissioned by
The Palais des Beaux-Arts for Brussels 2000
Dedicated to
Jonathan Harvey
Publisher
Donemus
Luc Brewaeys on Symphony n°6
De bijzonderheid van dit werk in vergelijking met mijn vroegere werk is dat ik me er deze keer aan heb gewaagd zonder vooropgesteld plan te schrijven, op een lineaire manier, ‘om te zien’ … om te zien waar de muziek zélf me naartoe zou voeren. Gewoonlijk, zelfs als ik geen klad maak – ik schrijf onmiddellijk ‘in het net’ – bepaal ik heel precies de delen, de tijdsduur en de inhouden. Wat me hier interesseerde was uiteraard niet het maken van ‘om het even wat’, maar het plaatsen van mezelf, het plaatsen van mijn schriftuur in verhouding tot mijn compositie-ervaring, tot mijn bagage en mijn verworvenheden. Op één of andere manier straalt dit alles uit dit werk en op een – zo men wil – onbewuste manier zijn er structuren en soms heel samenhangende vormelijke geledingen in dit werk geslopen, op zo’n geslaagde manier dat het toch zijn eigen vorm behoudt.
Het orkest is klassiek, maar de opstelling is bijzonder, vooral wat de strijkers betreft. Ik heb de altviolen vooraan geplaatst, op de plaats van de eerste violen. De eerste violen zijn verplaatst naar waar zich normaal de tweede violen bevinden, die ik dan weer helemaal achteraan op één lijn heb geplaatst, wat een effect van ‘lontano’ in de orkestratie oplevert. De harp, de piano en de synthesizer staan op de plaats van de altviolen; de hout- en de koperblazers zijn niet van plaats veranderd; het slagwerk bevindt zich niet achter het orkest maar links en rechts ervan, en is minder uitgebreid dan ik gewoon ben!
Dankzij deze opstelling en de schriftuur die vertrekt vanuit de keuze om aan de altviolen een eersterangsrol toe te wijzen, heeft het orkest een warmere kleur en reikt het geluid verder.
De elektronica die ik hier aanwendt is gelijkaardig aan deze die ik in mijn vijfde symfonie gebruikte, maar ze is beperkter. Ik maak gebruik van een weergalm, waaraan men een oneindig effect kan geven door er steeds andere muzikale elementen aan toe te voegen. In tegenstelling tot de weergalm, die het ganse orkest bestrijkt, dient de modulator met ringen, die ik ook – zij het matig – gebruik, enkel voor de groep bestaande uit de piano, de harp en de synthesizer. De synthesizer dient voor enkele heel precieze geluiden (klokkenspel, een geluid dat neigt naar het cimbaal, klavecimbelklanken in het contrapuntische gedeelte). Ik gebruik ook een mengtafel en vier luidsprekers, twee in de zaal en twee op het podium. Deze elektronische effecten worden op een heel discrete manier aangewend, zelden op zich, een beetje op de manier van Jonathan Harvey, aan wie het werk trouwens is opgedragen.
Dat ik het werk aan Harvey heb opgedragen, is niet zomaar voor de vorm: onder de soms heel vluchtige, soms heel uitdrukkelijke citaten die ik gebruik, zijn er drie aan hem toe te schrijven. Het discrete maar lyrische gebruik van elektronica geeft een effect dat eveneens zijn werk benadert, net zoals bijvoorbeeld de ‘hangende’ unisono’s, in dit geval de Engelse hoorn, de klarinet en de hoorn in kwarttonen. Dit gezegd zijnde, het kader en de inhoud komen natuurlijk uit mijn schriftuur voort, uit mijn ‘stijl’. Maar in vergelijking met mijn vorige werken lijkt dit me melodischer, lyrischer, contrapuntischer ook, wat nieuw voor me is. Er zitten enkele snelle en heel intense passages in, zoals op het einde van de inleiding of vóór de finale coda, maar fundamenteel gaat het om één grote beweging.
© Gesprek opgetekend door Tarquin Billiet